Een wetsartikel dat de dief tegemoet komt?
‘Het is tijd voor een nieuwe fiets.’ Je brengt een bezoek aan de dichtstbijzijnde fietsenwinkel. Na een poosje kom je een prachtige, gloednieuwe Batavus tegen – met een flinke afprijzing ook nog. De fiets wordt afgerekend en de eerste rit zit er even later op. Thuis plak je een sticker op het frame. Het is het Meisje met de Parel, maar dan met een Ray-Ban op – heel herkenbaar en uniek. Helaas heb je niet heel lang van je Batavus kunnen genieten: twee dagen later wordt hij – ondanks bevestiging van zowel de ring- als het kettingslot – gestolen in Rotterdam. Je doet aangifte en blijft zoeken naar de fiets, maar helaas tevergeefs.
Op een dag, 20 jaar later, loop je over straat en zie je iemand fietsen op een Batavus die wel heel erg op die van jou lijkt. Vervolgens zie je ook nog eens die zeer unieke sticker op precies dezelfde plek als waar jij hem 12 jaar geleden geplakt had. Dat is jouw fiets! De persoon op de fiets zet hem op zijn standaard en loopt een winkel binnen. Snel loop je ernaar toe en fiets je ervan door. Eind goed al goed? Nee, dat mag niet. Volgens de wet is het namelijk niet meer jouw eigendom.
Op grond van – het waarschijnlijk nogal onrechtvaardig klinkende – art. 3:105 lid 1 BW (jo. art. 3:306 BW en 5:2 BW) geldt dat de niet-rechthebbende bezitter van een goed de rechthebbende op dat goed zal worden na onafgebroken bezit gedurende 20 jaren. De ‘rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit’ waarover art. 3:105 schrijft, omvat o.a. recht op revindicatie van de eigenaar, niet zijnde de huidige bezitter. Dit houdt in dat jij, als oorspronkelijke eigenaar, het recht hebt om de Batavus terug te eisen van de dief. Er is namelijk sprake van een eigendomsoverdracht zonder dat de eigenaar daarmee instemt.
Dat is best vreemd. De dief bereikt na 20 jaar zijn ultieme doel: het worden van rechtmatige eigenaar. Ondanks dat deze periode aanzienlijk lang is, is er toch sprake van een schending van het eigendomsrecht. De wet in kwestie lijkt hier onrechtvaardig. Dat zou zij zeker ook zijn, ware het niet voor de tegemoetkoming van de Hoge Raad (hierna: HR) in o.a. het arrest Gemeente Heusden/M. De HR erkent namelijk dat het onrechtmatige bezit van de dief een overdracht te kwader trouw is. Deze onrechtmatigheid biedt grond voor een schadevergoeding uit onrechtmatige daad ex. art. 6:162 BW in de vorm van teruggave van het gestolen goed, ofwel in natura, zoals benadrukt door de HR.
Overigens is de reden dat de wetgever überhaupt deze wet heeft ingesteld het voorkomen van een ‘juridisch impasse’. Het dient ter voorkoming van de situatie dat na verjaring van het revindicatierecht noch de oorspronkelijk eigenaar, noch de bezitter te kwader trouw eigenaar kan worden van het goed. De ratio is dus juridisch-technisch van aard en niet het resultaat van een afweging tussen de belangen van de (oorspronkelijk) eigenaar en die van de dief.
Mocht jij eigenaar zijn van de eerdergenoemde Batavus, hoef je je dus in principe niet veel zorgen te maken. Je kan de dief dagvaarden voor vergoeding (in natura) van de schade uit onrechtmatige daad, ofwel het teruggeven van de fiets.
Bronnen
(1) F. Verstijlen, ‘De verjaring voorbij. Een verbintenisrechtelijke correctie op de goederen- rechtelijke verkrijging van artikel 3:105 BW na HR 24 februari 2017, NJ 2018/141 (Gemeente Heusden/M.)’, NJB 2018, p. 2381-2383.
(2) Idem nt. 1, p. 2382.