Interview met mr. Tom Knijp over jeugdzorg in de praktijk

Interview met mr. Tom Knijp over jeugdzorg in de praktijk

De jeugdzorg is een veelbesproken onderwerp in het nieuws en in de literatuur. Om een duidelijk beeld te krijgen van de jeugdzorg in de praktijk ben ik in gesprek gegaan met mr. Tom Knijp. Aan de hand van zijn ervaring in de jeugdzorg, wordt in dit artikel uiteengezet wat de uitdagingen en problemen zijn die zich voordoen in de praktijk. Verder wordt er stilgestaan bij wat er goed gaat binnen de jeugdzorg en wordt er afgesloten met een mogelijke oplossing voor de problemen die er spelen.

Kunt u zichzelf even voorstellen?

“Mijn naam is Tom Knijp, 44 jaar en ik woon in Middenmeer. Ik heb rechtsgeleerdheid gestudeerd in Leiden en ben afgestudeerd in rechtsfilosofie. In 2015 heb ik stichting LLM Legal opgericht. Daar verzorg ik onderwijs voor opleidingspunten voor advocaten en gerechtsdeurwaarders. Ik geef zelf geen cursussen, maar ik stuur ze aan.”

Hoe bent u terechtgekomen in de jeugdzorg?

“Ik ben terechtgekomen in de jeugdzorg doordat ik in mijn zeer nabije omgeving ingrijpen van jeugdzorg heb zien gebeuren. Dat vond ik zo’n onterechte situatie, dat ik mij erin ging verdiepen. Voor die tijd gaf ik les aan advocaten op de Zuidas. Dat was leuk, maar het gaf niet de voldoening dat je iets verandert en dat je verschil maakt. Bij de jeugdzorg had ik dat wel.

Er is ingrijpen en verbetering nodig in de jeugdzorg en daarom ben ik mij daarin gaan verdiepen in mijn vrije tijd. Soms sta ik mensen bij in een proces. Ik krijg veel verzoeken van ouders om ze bij te staan, maar ik sta nog niet ingeschreven als advocaat. Dat is wel de bedoeling. De aanvraag is gedaan bij de deken in Amsterdam. Als je niet als advocaat ingeschreven staat, kun je niet veel doen. Ik heb wel een aantal ouders bijgestaan, maar heel selectief en dus niet als advocaat.”

Hoe ziet de jeugdzorg er in de praktijk uit?

Decentralisatie en marktwerking

“Sinds 2015 is de jeugdzorg gedecentraliseerd. Jeugdzorg is in handen van de gemeente gekomen. Die bepalen hun eigen beleid. De gedachte hierachter is dat beleid dat geregeld wordt op lokaal niveau specifieker is en dichter bij de burger staat. Deze gedachte is verklaarbaar, maar de gemeenten slaan de handen vaak ineen.

Bij een centrale inkooporganisatie worden aanbestedingen uitgeschreven en worden jeugdzorgtaken ingekocht. In principe kan iedereen een jeugdzorginstelling beginnen, als je aan bepaalde kwalificaties voldoet. Je zou bijvoorbeeld een gecertificeerde instelling (GI) of een wijkteam kunnen beginnen.

Er is een duidelijke marktwerking: er wordt winst gemaakt in de instellingen. De gedachte achter de decentralisering is dat je het aan de markt kan overlaten; de markt pakt het op. Maar bepaalde dingen horen meer bij de overheid thuis. Veel jeugdzorginstellingen zijn in handen van investeringsmaatschappijen. De insteek van een commercieel bedrijf blijft winst maken. Er is wel een tendens. Veel bedrijven gaan zich bezighouden met belangen van andere stakeholders en houden dit in de gaten. Maar ik ben ervan overtuigd dat die belangen uiteindelijk altijd secundair zullen blijven. Ze hebben primair als doel: het maken van winst.”

Informatie-uitwisseling en de jeugdzorgketen

“Een ander belangrijk probleem in de jeugdzorg is de manier waarop informatie wordt uitgewisseld tussen jeugdzorginstellingen en andere overheidsorganen. Er is een jeugdzorgketen. Binnen deze keten is iedereen deskundig op zijn eigen stukje, zijn eigen onderdeel. De kinderrechter wijst beschikkingen of vonnissen. Het ‘stukje’ van het Openbaar Ministerie (OM) is de opsporing. De GI’s beoordelen of een ondertoezichtstelling of een uithuisplaatsing geboden is. Iedereen vertrouwt op de informatie van de andere ketenpartner. Stel dat bij de GI een dossier binnenkomt waarin het OM zegt dat iets niet deugt aan een gezinssituatie, dan zal de GI ervan uitgaan dat bij het OM professionals werken die hiervoor opgeleid zijn, die weten wat ze doen. Als zij iets zeggen, zeggen ze dat niet zomaar. Dat komt ergens vandaan. De informatie die bij het OM terechtkomt, kan afkomstig zijn van een andere ketenpartner, bijvoorbeeld een wijkteam. Een wijkteammedewerker is geen jurist maar een zorgverlener, die kijkt met een andere blik naar het concept waarheidsvinding. Een jurist gaat uit van één objectieve waarheid. In het belang van de waarheidsvinding moet je die waarheid blootleggen en dan kun je daar een goed juridisch oordeel over geven (met verstrekkende gevolgen zoals een uithuisplaatsing of een ondertoezichtstelling). De jeugdhulpverlener kijkt meer vanuit een zorgblik naar de situatie en gaat dus anders om met waarheid.

Veel jeugdzorginstellingen zeggen ‘de waarheid bestaat niet, iedereen heeft een eigen waarheid’. Vanuit een zorgblik is dat te begrijpen, maar als een wijkteammedewerker een melding doet die subjectief gekleurd is dan wordt de melding in het dossier opgenomen. Het OM denkt: ‘het is afkomstig van een ketenpartner die deskundig is op zijn eigen stukje, die weten waar ze het over hebben, dus dit is vanaf nu ook onze waarheid’. Het OM stemt weleens een vervolgingsbeslissing daarop af. Het is een gevaarlijke ontwikkeling dat het OM een opsporingsbevoegdheid gaat inzetten op basis van informatie die afkomstig is van een ketenpartner die niet objectief is.”

Wat is ‘de waarheid’ volgens u?

“De juridische waarheid. De kinderrechter oordeelt en kijkt ernaar, als een jurist. Het uitgangspunt bij een uithuisplaatsing of ondertoezichtstelling is in beginsel dat het niet mag (artikel 8 EVRM). De overheid moet het privé gezinsleven respecteren en niet ingrijpen. Er zijn uitzonderingen op grond van lid 2. Als de kinderrechter de indruk krijgt dat aan die uitzonderingen is voldaan dan kan het zijn dat overheidsingrijpen gerechtvaardigd is. Maar je moet objectief kunnen aantonen dat een gezinssituatie dermate onveilig is dat je ook echt kunt verantwoorden dat er een inbreuk op het privé gezinsleven wordt gemaakt, omdat daarmee een acuut onveilige situatie wordt afgewend. Het moet naar mijn mening dus gaan om de objectieve meetbare waarheid. Dit gebeurt onvoldoende. Het lastige is dat je vaak niet kunt beoordelen of iets wel of niet is gebeurd.”

Wat zijn (juridische) uitdagingen waarmee u te maken krijgt in uw werk?

“Vooral de jeugdzorgketen is een uitdaging. Ergens is er een melding gedaan van een vermoeden van huiselijk geweld. Het kan zijn dat een ouder met ggz-problematiek te maken krijgt. Die komt bij een psychiater. De psychiater denkt dat er sprake kan zijn van persoonlijkheidsproblematiek. Een psychiater kan, wanneer er een vermoeden van huiselijk geweld bestaat, op grond van de meldcode voor artsen, de jeugdwet en de Wmo een melding doorzetten naar Veilig Thuis. Hij mag hiervoor het medisch beroepsgeheim doorbreken. Ik heb dit zien gebeuren. Een moeder wordt neergezet als iemand die met borderline kampt, maar de moeder is, als je objectief kijkt, uitstekend in staat om met een beetje hulp zelf een kind op te voeden. Dit rechtvaardigt geen verstrekkende beslissing die een inbreuk op het privé-gezinsleven maakt.

De informatie komt via de psychiater terecht in de jeugdzorgketen. Het kan via de keten bij een wijkteam terecht komen. Het wijkteam gaat met de ouders praten of ze worden samen in een programma gezet. De ouders komen steeds meer in een vechtmodus nadat ze steeds meer in de jeugdzorg terechtkomen. Beschuldigingen over en weer gaan een eigen leven leiden. Als die ouders bij de rechter zitten gaat de moeder bijvoorbeeld uit haar dak en is zij in tranen. De kinderrechter heeft in het dossier met de medische informatie van de psychiater gelezen dat er dus sprake kan zijn van borderline problematiek. De moeder heeft al heel lang in zo’n jeugdzorg programma gezeten, heeft beperkt contact met haar kind en toont in de rechtszaal gedrag wat strookt met de geschetste problematiek. Als het gezin meer met rust was gelaten en het wijkteam hulp op maat thuis had aangeboden, had dat veel sneller weer goed kunnen komen. Dan was zo’n verstrekkende kinderbeschermingsmaatregel helemaal niet nodig geweest.”

Hoe gaat u om met de emoties die bij de jeugdzorg komen kijken?

“Vaak hoor je dat mensen persoonlijk of professioneel betrokken moeten zijn. Ik heb daar nooit in geloofd. Als je een hart hebt dan ben je altijd persoonlijk betrokken. Ik heb zelfs gehad dat ik er ‘s nachts wakker van werd. Je hoort als professional binnen een bepaalde professionele bandbreedte te blijven. De gedragsregels voor advocaten zitten mooi in elkaar. Het wordt afgeraden om familie, vrienden of geliefden bij te staan, maar het is niet verboden (artikel 6 EVRM: vrije advocaatkeuze). Je moet je wel bewust blijven van de bandbreedte waarin je moet blijven.”

Krijgen de ouders en kinderen die te maken krijgen met jeugdbescherming genoeg rechtsbescherming en hoe wordt dit gewaarborgd?

“Op papier is er meer dan voldoende rechtsbescherming, op grond van de jeugdwet of de Wmo. Het probleem is dat de rechten op papier bestaan en dat het in de praktijk lastig is om te effectueren. Dit doet zich voor in de jeugdzorgketen. De keten onderling gaat uit van blind vertrouwen in alle andere onderdelen van de keten.

Een aangifte gaat naar het gerechtshof. Gerechtshoven zijn aangesloten bij de jeugdzorgketen. De gerechtshoven zijn aangesloten bij een digitaal systeem, waarin binnen de keten gecommuniceerd wordt over een jeugdzorg casus. Om privacy redenen wordt de communicatie geheim gehouden. De rechter heeft rechtstreekse communicatie met ketenpartners. Het gerechtshof is aangesloten als ketenpartner op andere ketenpartners. Net zoals iedere andere ketenpartner vertrouwt het hof erop dat de andere ketenpartners weten wat ze doen, zeker het OM; zij maken deel uit van de rechterlijke macht, zijn hiervoor opgeleid en hebben veel ervaring. De gerechtshoven zijn geneigd om mee te gaan met de ketenpartner. Het OM heeft een ruime bevoegdheid om te seponeren en seponeren wegens capaciteitsproblemen (zeggen ze als reden). Het is dus voor een ouder heel lastig om, als er een strafzaak of een aangifte loopt tegen een jeugdhulpverlener, dat toch beoordeeld te krijgen. Het is mij nog nooit gelukt.

Een kind heeft het recht om gehoord te worden boven een bepaalde leeftijd. Er is van alles mogelijk. Maar het woord van een minderjarig kind zonder levenservaring tegenover dat van een jeugdhulp professional is een scheve verhouding.”

Staat het belang van het kind altijd voorop?

“Nee, in de praktijk onvoldoende. De ketenpartners vertrouwen op elkaars informatie. De jeugdzorg is geprivatiseerd en gedecentraliseerd. Er zijn commerciële belangen. Er wordt onvoldoende naar het kind zelf gekeken. Er moet legistisch naar gekeken worden. Het belang van het kind volgt uit artikel 8 EVRM. Er wordt te veel met een hulpverlenende blik gekeken en te weinig met een juridische blik. We moeten doen wat in de wet en in verdragen staat.”

Wat gaat er (wel) goed in jeugdzorg?

“Fasehuizen en kamertrainingscentra zijn in opkomst. Dat is een goede ontwikkeling. Stel dat een kind uit de gesloten jeugdzorg komt, op achttienjarige leeftijd staat het kind er alleen voor. Maar fasehuizen en kamertrainingscentra helpen een kind uit de gesloten jeugdzorg om het kind klaar te stomen voor de maatschappij.”

Wat zijn de beoogde doelen van de Jeugdwet en de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen van 2015? En zijn de doelen die beoogd zijn met de Jeugdwet en de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen van 2015 ook behaald?

Jeugdwet

“Het doel van de jeugdwet is om de jeugdhulp effectiever en plaatselijker te maken. Zodat het aansluit bij de lokale behoeften. Een ander doel is om het belang van het kind voorop te stellen. De doelen zijn niet behaald. Dit heeft te maken met de decentralisering. Dit gooit veel roet in het eten.”

Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen

“Het doel is een beetje hetzelfde, namelijk om de Kinderbescherming effectiever en efficiënter te maken. Daarbij zit onder andere het blokkaderecht van pleegouders.(1) Dit is een slechte zaak. Internationaal recht gaat boven nationaal recht. Op grond van artikel 8 EVRM hoort het gezin zelf centraal te staan. Als pleegouders een kind langer dan een jaar onder zich hebben, kunnen pleegouders het blokkaderecht inroepen. Dit moet niet vanzelfsprekend zijn. De wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen is een slecht idee. Het is niet efficiënter en effectiever geworden.

Wat in de wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen staat, zijn cosmetische ingrepen terwijl de onderliggende problematiek is, dat er veel te makkelijk informatie uitgewisseld wordt en daarbij wordt de waarheidsvinding niet in acht genomen. Ook vervult de rechter niet altijd een lijdelijke rol. In principe is er partijautonomie; de partijen bepalen de omvang van het geding en zij dragen de feiten aan. De rechter moet een oordeel geven. De partijen zelf hebben de plicht om naar waarheid te verklaren. Je moet de waarheid spreken. Dit geldt ook voor de GI en de Raad voor de Kinderbescherming. Als iedereen dat doet en objectieve feiten naar voren brengt, dan zit het systeem zo in elkaar dat de rechter daarop kan vertrouwen en hij baseert daar dan een goed gewogen oordeel over. Op het ogenblik is er een gebrek aan waarheidsvinding in gaan sijpelen. Dit tast het hele systeem aan. De partijautonomie, het ambtshalve aanvullen van rechtsgronden en de lijdelijkheid van de rechter komt onder hoogspanning te staan. Dit is een groot probleem.”

Wat denkt u dat een mogelijke oplossing is om de jeugdzorg in de praktijk beter te reguleren?

“Vijftig procent van de problemen met het OM los je op door het opportuniteitsbeginsel óf af te schaffen óf daarvan alleen maar een gematigde negatieve interpretatie te handhaven. In Duitsland bestaat geen opportuniteitsbeginsel. Als je daar aangifte doet van een strafbaar feit dan moet het OM vervolgen. In Nederland hebben wij het opportuniteitsbeginsel, maar een positieve interpretatie daarvan. Dit betekent dat het OM het alleenrecht heeft om te beslissen of een aangifte wel of niet wordt doorgelaten. We moeten het Duitse model introduceren in Nederland. Dit zal de capaciteit van het OM meer belasten, maar je houdt geld over in de jeugdzorg, omdat je bepaalde ingrepen doet waardoor je geld bespaart. Dan kan dat geld naar het OM om die capaciteit te vergroten. Er moet een legaliteitsbeginsel in plaats van een opportuniteitsbeginsel komen. Als ze dat niet gaan doen, doe dan een negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel; in beginsel wel vervolgen als er een strafbaar feit is, tenzij er hele goede gronden of onderbouwde redenen zijn om dat niet te doen. In plaats van de onbeperkte vrijheid die er nu is voor het OM. Daarnaast moet er kritisch gekeken worden hoe informatie binnen de keten wordt overgedragen. Het onbelemmerd delen van informatie buiten het zicht kan niet zomaar. Vaak is het wenselijk, maar er moet wel aan het recht gehouden worden zoals bijvoorbeeld de AVG.”

Conclusie

Het proces van de jeugdzorg raakt aan het recht op familie- en gezinsleven van zowel ouders als kinderen. Dit recht dient beschermd te worden. Al met al blijkt dat dit niet voldoende gebeurt. Om de jeugdzorg in de praktijk te verbeteren zullen er veranderingen doorgevoerd moeten worden bij meerdere onderdelen van het jeugdzorgstelsel. 

Voetnoot 

  1. M. Kramer, ‘Juridische vragen over pleegzorg’, nji.nl. Het blokkaderecht is het recht van pleegouders om beëindiging van een pleeggezinplaatsing te blokkeren. Een ouder met gezag of een voogd mag een pleegkind niet uit een pleeggezin halen als de pleegouders zich op het blokkaderecht beroepen. De blokkade geldt in ieder geval totdat de rechter heeft besloten waar het kind thuishoort.