Donald Trump is terug van nooit echt weggeweest. Op 2 april kondigde hij een wereldwijde importheffing van 10% aan, met een extra tik richting de EU: 20% voor Europese goederen. Juridisch steunt Trump op een wet die bedoeld was voor acute crisissituaties zoals buitenlandse agressie. Juristen fronsen de wenkbrauwen. Ondertussen zoekt de Europese Unie naar een gezamenlijk antwoord.
De (wankele) juridische onderbouwing van de importheffingen
President Trump heeft zich bij het invoeren van de importtarieven - waarvan sommige oplopen tot 49% - beroepen op de International Emergency Economic Powers Act (IEEPA). Deze wet uit 1977 verleent de president ruime bevoegdheden om economische transacties met het buitenland te reguleren tijdens een nationale noodtoestand. De wet werd oorspronkelijk ingevoerd als een beperking op het veelvuldig gebruik van de Trading with the Enemy Act, en was bedoeld om presidentiële noodbevoegdheden te reserveren voor daadwerkelijke crises, zoals buitenlandse agressie of economische sabotage. Het inzetten van de IEEPA voor het opleggen van algemene handelstarieven gaat dan ook volgens juristen ver voorbij aan de oorspronkelijke strekking van de wet.(1)
Sinds 2022 hanteert het Amerikaanse Hooggerechtshof de zogenoemde major questions doctrine, die stelt dat overheidsinstanties, inclusief de president, bij beleidsbesluiten met verstrekkende economische of politieke gevolgen expliciete goedkeuring van het Congres nodig hebben. Importheffingen zoals deze, die internationale handel herstructureren, zouden onder deze categorie vallen. Door de IEEPA op deze manier toe te passen, omzeilt de uitvoerende macht het grondwettelijke primaat van het Congres inzake handel en belastingen. Daarmee ontstaat de zorg dat de scheiding der machten onder druk komt te staan en een precedent geschapen wordt waarin de uitvoerende macht zonder duidelijke parlementaire instemming beleidsmaatregelen van grote economische en politieke omvang kan doorvoeren.(2)
Amerikaanse rechtszaak zet vraagtekens bij eerdere importheffingen
In Florida is intussen een rechtszaak aangespannen tegen de eerste ronde van importheffingen die Trump in februari afkondigde en in maart verdubbelde ten aanzien van Chinese import. De zaak is ingediend door de conservatieve organisatie New Civil Liberties Alliance (NCLA), mede gesteund door miljardair Charles Koch. De kern van de aanklacht: Trump zou niet over de wettelijke bevoegdheid beschikken om deze importheffingen in te stellen. Juristen verwachten dat vergelijkbare procedures zullen volgen tegen het bredere offensief van importheffingen van 2 april.(3)
Trump beriep zich in februari op de IEEPA onder verwijzing naar de import van fentanyl als bedreiging voor de volksgezondheid en economische stabiliteit, en breidde dit op 2 april uit door te stellen dat langdurige handelstekorten een bedreiging vormden voor de nationale veiligheid. Volgens de NCLA gaat deze interpretatie echter te ver. In haar aanklacht stelt de organisatie dat de IEEPA nergens melding maakt van importtarieven en dat geen enkele president de wet in bijna 50 jaar ooit heeft gebruikt om tarieven in te voeren. Bovendien vereist de wet dat maatregelen “noodzakelijk” zijn om de bedreiging te bestrijden, en een directe koppeling tussen het fentanylprobleem en importheffingen op Chinese goederen ontbreekt volgens de aanklagers volledig.(4)
De NCLA beroept zich daarbij op de voornoemde major questions doctrine. De NCLA beschouwt de importheffingen dan ook als een van de grootste belastingverhogingen van de afgelopen decennia, waardoor deze expliciet door het Congres goedgekeurd dienden te worden. Hierdoor ontbreekt volgens de NCLA de wettelijke basis voor de heffingen.(5)
Naast de major questions doctrine speelt ook de zogeheten non-delegation doctrine mee, die stelt dat het Congres zijn wetgevende bevoegdheden niet in onbegrensde mate mag delegeren aan de uitvoerende macht. Volgens Alan Morrison, hoogleraar aan George Washington University, zou het Hooggerechtshof zich zelfs genoodzaakt kunnen voelen om de IEEPA als ongrondwettelijk te verklaren als het instemt met Trumps brede interpretatie ervan. “Als dit geen schending van de non-delegation doctrine is,” zegt Morrison, “dan weet ik niet wat het wel zou zijn.”(6)
Wie deze juridische strijd uiteindelijk zal aangaan met betrekking tot de nieuwe bredere importheffingen van 2 april, is nog onduidelijk. Grote bedrijven zoals Walmart en Nike zullen mogelijk terughoudend zijn om publiekelijk de confrontatie aan te gaan met de president. Toch zijn kleinere organisaties of branchespecifieke belangenverenigingen wellicht bereid om het voortouw te nemen. Wanneer de kwestie uiteindelijk het Hooggerechtshof bereikt, zal de uitkomst moeilijk te voorspellen zijn. Enerzijds tonen rechters vaak terughoudendheid bij zaken met betrekking tot buitenlandse betrekkingen. Anderzijds staat het huidige Hof bekend om zijn voorkeur voor een beperkte uitvoerende macht en heeft het eerder grenzen gesteld aan overheidsoptreden zonder duidelijke parlementaire rugdekking. Intussen zorgt de voortdurende onzekerheid rondom de heffingen voor onrust op de markten. Volgens professor Nicholas Bagley (University of Michigan) staat het vrijwillig respect voor de rechtsstaat momenteel onder druk: “De bereidheid van de uitvoerende macht om zich te schikken naar de rechterlijke macht lijkt bepaald geen vanzelfsprekendheid meer.”(7)
De Europese reactie
De lidstaten van de Europese Unie streven ernaar om gezamenlijk op te treden tegen de recente Amerikaanse importheffingen van president Trump. Verwacht wordt dat zij instemmen met wedermaatregelen in de vorm van importheffingen, gericht op Amerikaanse producten. Met deze stap zou de EU zich aansluiten bij landen zoals China en Canada, die reeds soortgelijke maatregelen hebben ingevoerd. Daarmee dreigt een vroege escalatie van wat zich ontwikkelt tot een wereldwijde handelsoorlog. Volgens economen kan dit leiden tot hogere consumentenprijzen voor miljarden mensen, verstoring van internationale handelsketens en mogelijk een wereldwijde economische recessie.(8)
De rek van de rechtsstaat
Wat begon als een vertrouwde Trumpiaanse reflex dreigt uit te monden in een juridische krachtmeting met verstrekkende gevolgen. Als het Hooggerechtshof de redenering van Trump volgt, krijgt de president feitelijk een vrijbrief om onder het mom van een noodtoestand tarieven op te leggen zonder tussenkomst van het Congres. Daarmee zou niet alleen de scheiding der machten worden opgerekt, maar ook een juridisch precedent ontstaan dat verder reikt dan deze handelsronde. Intussen zoekt de EU naar een gezamenlijk antwoord, mogelijk in de vorm van vergeldende importheffingen. Trump handelt. De juristen rekenen.
Bronnen
-
D. Palmer, ‘Trump’s tariffs could face more than one legal challenge’, politico.com, 4 april 2025.
-
P. Sracic, ‘Trump’s Tariffs Are a Major Legal Question’, wsj.com, 6 april 2025.
-
‘How Donald Trump’s tariffs will probably fare in court’, economist.com, 5 april 2025.
-
‘NCLA Sues to Stop Trump Admin. from Imposing Emergency Tariffs That Congress Never Authorized’, nclalegal.org, 3 april 2025.
-
‘Simplified v. Trump, et al.’, nclalegal.org, 3 april 2025.
-
‘How Donald Trump’s tariffs will probably fare in court’, economist.com, 5 april 2025.
-
‘How Donald Trump’s tariffs will probably fare in court’, economist.com, 5 april 2025.
-
P. Blenkinsop, ‘EU seeks unity in first strike back at Trump tariffs’, reuters.com, 7 april 2025.